Turfmarkt 10 (1)
door Lex Kamphues
![]()
De Turfmarkt is net al het gebied tussen Oude Vest en Langegracht pas na 1611 bebouwd. In die tijd werd de oude Lopsenpoort die nog dienst had gedaan bij het beleg van Leiden in 1574 afgebroken en vervangen door de Blauwe Poort, inmiddels ook helaas verleden tijd. Het gebied tegenover de poort, tussen Haarlemmerstraat en Oude Vest kreeg de bestemming van Turfmarkt, voor die tijd gehouden tegenover het Academiegebouw op het Rapenburg. Als een van de weinige markten heeft de Turfmarkt zijn functie onafgebroken behouden tot ± 1900, toen de turf zijn functie als brandstof had verloren. Behalve dat er vaste ligplaatsen voor turfschepen waren, stond op de hoek van de Haarlemmerstraat/Prinsessekade het huisje van het turfdragersgilde (inmiddels afgebroken). Geen wonder dat de straat waar deze markt werd gehouden ook deze naam kreeg.
De huisjes 1 t/m 8 zijn allen gebouwd rond 1620. Op de plaats van de nummers 9 t/m 12 stond echter in die tijd nog een rosmolen. Dat is een molen die door een of meerdere paarden werd rondgedraaid. Een nagebouwd voorbeeld van een dergelijke molen kan men heden zien naast Molen de Valk. In 1651 werd ook deze molen geslachtofferd voor de woningbouw. Op 9 november 1651 werd het perceel Turfmarkt 10 door de stad ter bebouwing uitgegeven voor de som van ƒ 1190,- en een losrente van ƒ 12,50 per jaar. Koper was Gerrit Harmensz. Aerdenstoff die van beroep metselaar (in die tijd aannemer) was.
Hij bebouwde het perceel met een huis met trapgevel naar de mode van die tijd. Het jaartal 1651 dat hoog in de gevel staat klopt dus inderdaad. De meeste trapgevels zijn in de 18e eeuw vervangen door lijstgevels, maar bij Turfmarkt 10 is de originele trapgevel nog aanwezig! Het huis grensde achter aan een poort met recht op vrije uitgang op de Haarlemmerstraat. Het pand werd op 2 mei 1657 voor ƒ 3450,- verkocht aan Dirck Pijlsteker die het huis echter zes dagen later alweer met een vette winst doorverkocht aan Adam Bogaert voor een bedrag van ƒ 4900,-. Adam Bogaert was een zoon van een Delftse burgemeester en was zelf doctor medicinae. Hij was een jaar eerder voor de tweede maal getrouwd en was blijkbaar naarstig op zoek naar een nieuwe woning. Hij zou zijn leven lang in het huis blijven wonen, dat na zijn dood werd geërfd door zijn dochter Anna Bogaert. Zij verkocht het op haar beurt op 6 mei 1734 aan een zekere Jan Carpentier. Er waren in die tijd zoveel personen van deze naam, dat niet goed duidelijk werd wat zijn achtergrond was. Hij heeft waarschijnlijk ook niet zelf in het huis gewoond.
Jan Carpentier werd op 10 januari 1754 als eigenaar opgevolgd door de op dat moment ongehuwde 16-jarige Maria Rustenburg, die er ƒ 1775,- voor betaalde. Zij zou enkele maanden later trouwen met Pieter van der Starre, die wel héél toevallig ‘overman’ van de turfdragers was en zo heel goed toezicht kon houden op de werkzaamheden voor de deur. Je zou toch bijna gaan denken dat hij Maria Rustenburg met dit doel zal hebben verleid? Nadat zij eind 1786 op de Turfmarkt was overleden, verkochten haar erfgenamen haar huis op 3 mei 1787 aan Margaretha de Heijde, weduwe van Louris Groenendijk die van beroep melkverkoper was geweest. Ondanks dit schijnbaar nederige beroep moet Margaretha de Heijde een behoorlijk kapitaalkrachtige weduwe zijn geweest. Zo kocht zij in 1798 het naastgelegen huis Turfmarkt 9 en in 1815 ook nog eens Turfmarkt 11, en bezat daarnaast nog o.a. drie dekenvolmolens.
Op 29 april 1820 werden alle bezittingen verkocht, en Turfmarkt 10 kwam in handen van Maria Dorrepaal, weduwe van Christiaan van der Post. Zij verkocht het een jaar later door aan haar zoon Johannes, die klerk op de secretarie van Leiden was. Deze bleef ongehuwd en verkocht het huis op zijn beurt weer in 1835 aan zijn broer Christiaan, die eveneens klerk op de secretarie was en een vrouw en drie kinderen had. De broers woonden tot ± 1850 gezamenlijk in het pand, vergezeld van een dienstbode.
Zij werden als bewoner opgevolgd door Willem van Gent, die een bijzonder beroep had: hij was namelijk pedel van de universiteit. Dit was een deels administratieve, deel ceremoniële en zeer kleurrijke functie: wie kent niet de plaatjes van de stoet van hoogleraren bij de opening van het universitaire jaar, voorafgegaan door de pedel in vol ornaat, voorzien van zijn indrukwekkende staf? Willem van Gent vertrok in 1856 en werd opgevolgd door … wederom een pedel van de universiteit: Gerard Blanken, die oorspronkelijk tabaksverkoper was geweest, maar zijn carrière blijkbaar een andere wending had gegeven. Hij bewoonde het huis met zijn vrouw, drie kinderen en enkele inwonende studenten.
Hij werd op zijn beurt opgevolgd door Jacobus Mattheus Couvee, een banketbakker. Hij zou als eerste aan de benedenverdieping een winkelbestemming geven. Na zijn overlijden rond 1880 zou zijn vrouw nog samen met haar twee kinderen in het huis blijven wonen. Zij heeft waarschijnlijk de bakkerswinkel gewoon voortgezet. Vervolgens werd het pand in 1889 gekocht door Wouter Voorham, die spekslager resp. varkensslachter was. Hij zou er tot 1930 blijven wonen en werken: beneden de slagerswinkel, boven de woning. Het moet in die jaren trouwens erg druk zijn geweest in het bewonersgedeelte: behalve Wouter Voorham en zijn vrouw en vijf kinderen woonden ook nog eens twee slagers en een winkelchef bij hem in. Na 1930 zou de inmiddels gepensioneerde slager in het bovenste deel blijven wonen; het benedengedeelte werd betrokken door J. Verhoog, die er wederom een bakkerswinkel in vestigde. Hij zou er tot in de jaren zestig van de vorige eeuw blijven. Tegenwoordig is op de benedenverdieping onder een andere eigenaar nog steeds een bakkerswinkel gevestigd. Dus mocht u weer eens lekkere broodjes gaan halen, bedenk dan dat honderd jaar geleden de toenmalige wijkbewoners precies hetzelfde deden!
Turfmarkt 10 (2)
door Bep Verhoef, Marepost maart 2011
![]()
Wouter Voorham met gezin, ong. 1930
Zo’n 10 jaar geleden hadden wij in de Marepost een rubriek, waarin Lex Kamphues diverse panden en hun bewoners beschreef. Dat waren interessante verhalen. Zo ook het pand Turfmarkt 10. Er werd onder andere vermeld dat het benedengedeelte betrokken werd door J. Verhoog, die er een bakkerswinkel in vestigde. Maar dat is niet juist. In november 2010 kwam er een mailtje van de kleinzoon van J. Verhoog die het artikel ergens gelezen had en meldde dat zijn opa geen bakker was, maar een slager. Daarna kwam er een mailtje uit Canada van Jack Verhoog, de zoon van slager Verhoog, die tot 1959 op Turfmarkt 10 heeft gewoond en daarna geëmigreerd is naar Canada. Het leek ons leuk om te horen hoe zijn vader destijds op Turfmarkt 10 als slager is begonnen. Jack Verhoog heeft daarvan het volgende interessante verslag gemaakt:
“Mijn vader, die oorspronkelijk in Voorschoten woonde, heeft een poosje bij de familie Voorham in de kost gelegen, voordat hij de zaak overnam van Wouter Voorham, die een ziekelijke aard had. Mijn vader Johannes Verhoog (1903-1996) was dus een ‘winkelchef’ in die tijd en kreeg ook de gelegenheid om de klanten te leren kennen. Hij sliep achter de winkel. Inderdaad had Wouter Voorham 5 kinderen. Dat hij nog meer kostgangers heeft gehad is mij niet bekend. Het woonhuis boven is aan de kleine kant (huiskamer, slaapkamer en daarboven nog 2 kleine slaapkamertjes, ene WC, geen keuken).![]()
Wouter Voorham (1889-1938)
Johannes Verhoog nam de zaak over in december 1929 en hij trouwde Gerritje Hoogteyling, een schooljufvrouw, op 15 Januari 1930. Gerritje was een echte 'doordouwer' en leerde vlug om te verkopen. Tezamen kregen ze 5 kinderen, waarvan er twee ook slager werden. Slager Verhoog stond bekend als een rustige man, die als doel had om een goede zaak te drijven en had alles over voor z'n kinderen en ook voor z'n klanten, met persoonlijke bediening. Slager Verhoog was ook een vooruitziende man, want hij had al in 1933 een telefoon in z’n zaak, wat in die tijd erg bijzonder was. Het nummer was 855, dus zat hij bij de eerste duizend abonnees toen Leiden niet groter was dan ongeveer 56.000 inwoners! Een moeilijke tijd brak aan voor hem gedurende de oorlogs jaren. Vlees ging 'op de bon' en werd steeds minder aan gewicht per week. Toch zag hij altijd de kans om vooral zwangere vrouwen wat extra toe te stoppen. Ook de gevangenen van de bezetter werden altijd voorzien van soep met vlees erin, op de kazerne of politiebureau. Hij sprak hierover maar weinig, hij dee dat gewoon... Ook bij een verbouwing achter het winkelpand, twee oude schuren, werd eind 1944 het hoogste punt bereikt: hij stak de Hollandse vlag uit (!) welke goed te zien was vanaf de Blauwpoortsbrug. Gerritje verklaarde hem voor gek, maar hij dee dat gewoon... Met een razzia in Leiden werd ook z'n knecht opgepakt en in een stoet naar het station geleid. Waarschijnlijk voor gedwongen werk in Duitsland. Slager Verhoog stond, in z’n witte jas, rustig op de Blauwpoortsbrug op de stoet te wachten en haalde zonder schromen en poespas 'zijn' knecht uit de stoet. De gewapende begeleiders waren denkelijk erg overdonderd, want er gebeurde niets! Hij dee dat gewoon... Deze bevrijde knecht zou in 1945 zijn eigen zaak openen op de Haarlemmerstraat. Slager Verhoog ging in 1966 met pensioen en verkocht het pand Turfmarkt 10 aan een slager uit Noordwijk, welke het pand weer doorverkocht aan de bakker op Turfmarkt 9 in 1971. Slager Verhoog stond erg bekend om zijn gekookte rookworst welke met de hand werd gemengd en gestopt, daarna gerookt. Hij heeft nog een aantal jaren z’n knecht geholpen, daar deze door ziekte verhinderd was om z'n zaak te drijven. Slager Verhoog bediende dus weer zijn oude klanten, zodra men gewaar werd dat hij op Haarlemmerstraat 78 stond. Vanzelfsprekend maakte hij weer zijn beroemde worst, welke nu nog steeds gemaakt wordt, met hetzelfde recept en dezelfde vakkunde. Nu over 80 jaar dezelfde kwaliteit gerookte worst... een unicum voor Leiden!”
Canada Jan.1 / 2011
Jan Verhoog met zijn vrouw Gerritje
Blauwpoortsbrug met op de achtergrond de Turfmarkt (1952)